Klaagliederen lectio prima (Willem Verkaik): Difference between revisions
(→Music files: Saved Finale file as MIDi file, uploaded and added link) |
No edit summary |
||
Line 16: | Line 16: | ||
'''Published:''' 2001 | '''Published:''' 2001 | ||
'''Description:''' Jeremiah 1:1-5 | '''Description:''' Lamentations of Jeremiah 1:1-5 | ||
'''External websites:''' | '''External websites:''' | ||
Line 23: | Line 23: | ||
{{Text|Dutch| | {{Text|Dutch| | ||
''Incipit Lamentatio Jeremiae Prophetae. '' | ''Incipit Lamentatio Jeremiae Prophetae. '' | ||
''Aleph, '' | ''Aleph, '' | ||
Ach, hoe eenzaam is de volkrijke stad. | Ach, hoe eenzaam is de volkrijke stad. | ||
Line 46: | Line 34: | ||
''Daleth,'' | ''Daleth,'' | ||
Hoe troosteloos zijn de wegen naar Sion, geen feestgangers komen er meer: de poorten liggen in puin, de priesters klagen, de meisjes treuren: rampzalig is de stad. | Hoe troosteloos zijn de wegen naar Sion, geen feestgangers komen er meer: de poorten liggen in puin, de priesters klagen, de meisjes treuren: rampzalig is de stad. | ||
He, | ''He,'' | ||
De overheersers zijn gelukkig: de stad is in hun macht. | De overheersers zijn gelukkig: de stad is in hun macht. | ||
Om haar vele misdaden heeft de Heer haar geslagen. | Om haar vele misdaden heeft de Heer haar geslagen. |
Revision as of 09:23, 22 September 2013
Music files
ICON | SOURCE |
---|---|
File details | |
Help |
CPDL #30054: Finale 2004
- Editor: Willem Verkaik (submitted 2013-09-04). Score information: A4, 11 pages, 165 kB Copyright: CPDL
- Edition notes:
General Information
Title: Klaagliederen
Composer: Willem Verkaik
Number of voices: 5vv Voicing: SATTB
Genre: Sacred, Lamentation
Language: Dutch
Instruments: a cappella
Published: 2001
Description: Lamentations of Jeremiah 1:1-5
External websites:
Original text and translations
Dutch text
Incipit Lamentatio Jeremiae Prophetae.
Aleph,
Ach, hoe eenzaam is de volkrijke stad.
De heerseres over de volken is nu een weduwe, de vorstin der gewesten nu onderhorig.
Beth,
Luidop schreit zij, over haar wangen stromen de tranen, iedere nacht.
Geen van haar minnaars komt haar nog troosten;
ontrouw werden alle vrienden nu haar vijanden.
Ghimel,
Geknecht en verdrukt leeft Juda verbannen onder de volken, het vindt geen rust, door de vervolgers achterhaald en in het nauw gedreven.
Daleth,
Hoe troosteloos zijn de wegen naar Sion, geen feestgangers komen er meer: de poorten liggen in puin, de priesters klagen, de meisjes treuren: rampzalig is de stad.
He,
De overheersers zijn gelukkig: de stad is in hun macht.
Om haar vele misdaden heeft de Heer haar geslagen.
De kinderen gaan gevangen voor de vijand uit.
Jerusalem, convertere ad Dominum Deum tuum.